Epiphania

Introitus “Ecce advenit”  - Zie, Hij is gekomen, de Heer der Heren. Alle bevel rust in zijn hand, de macht en de heerlijkheid!-
Met Epiphania, Driekoningen, brengt het introitus hulde aan het koningschap van het Kind.
Dit gezang dient plechtig, ahw majestatisch, gezongen te worden! – Zie Hem verschijnen die Heer der Heren, met prachtige mantel, getooid met edelstenen, en hef dan plechtig aan: ”Ecce advenit”.

Het introitus bestaat uit drie zinnen die allen gehalveerd kunnen worden. 
De sobere 2e-modus zorgt vooral voor het gebruik van de kernnoten -re-mi-fa- met eenmaal  -do- er onder en eenmaal –sol- er boven. “dominator Dominus” sluit de eerste zin af op tonica –re-.
In de tweede zin wordt “regnum”, het bevelen, duidelijk breed gezongen om verder in “manu eius”
versierd onder de tonica te eindigen. In de derde zin dienen - macht en heerlijkheid - “potestas et imperium” met overtuiging, majestatisch gezongen te worden.
Bemerk dat eerste en laatste zin op dezelfde manier eindigen.
Deze melodie werd later ook gebruikt voor een Mariaal introitus “Salve sancta parens”.

Graduale “Omnes de Saba venient”: - Alle inwoners van Saba trekken naar u toe, ze voeren goud en wierook  aan en verkondigen luid de roem van de Heer. Sta op, en laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de glorie van de Heer is boven u verschenen. -    In weinig graduale-gezangen is de binding van de zang met de tekst van de lezing zo duidelijk als hier, met de tekst van de eerste lezing, een lezing van Isaias! Die lezing werd echter omgekeerd behandeld: waar de zang start met “Omnes de Saba”, sluit de lezing mee af! En waar het 2e deel, het vers, begint met “Surge”, begint de lezing!
Het beginmotief van “Omnes” wordt herhaald in “(annuntian)tes”.  Misschien om de kostbaarheid van de geschenken te benadrukken wordt de2e zin een kwart hoger ingezet met “aurum et thus”, goud en wierook!  “et laudem Domino” wordt nadrukkelijk, syllabisch gezongen en eindigt met het blijde majeur-akkoord -do la fa-, dat veel in de 5e modus voorkomt en wij nog tweemaal zingen in “annuntiantes”. Op een wat gebiedende wijze wordt het vers met “Surge” - sta op - een kwint hoger op  dominant do ingezet, met een motief dat herhaald wordt en dat tweemaal , niet op -do la fa- maar op de mineurtoon -re la fa-eindigt, wat voor een strengere sfeer zorgt. Met “illuminare” wordt een mooie arsis opgebouwd en “Ierusalem” wordt de lagere thesis.  “gloria Domini” is een nieuwe arsis, gedeeltelijk de herhaalde melodie van “illuminare”. Gelijk een kleine bliksemschicht laat de opspringende kwart, wat verrassend, het woord “orta” klinken.

Alleluia “Vidimus stellam eius” - Wij hebben zijn ster gezien in het Oosten - . Dit alleluia werd reeds op Kerstdag gezongen en komt nog een paar keer in de kersttijd voor.
De originele versie is niet te achterhalen maar de voorkeur dient aan Kerstdag te geven omwille van de tekst die zeer goed, beter dan de andere, op de muziek past.
Naar een oud vatikaans  manuscript zou het van byzantijnse oorsprong zijn en was onder de Latijnse tekst ook een Griekse tekst voorhanden!

Offertorium “Reges Tharsis”  moet een feestelijk zingen worden, een blij zingen bij een soort Driekoningenstoet!
De tekst heeft 3 zinnen: 1 en 2 kondigen de komst van de koningen aan, en 3 kondigt de aanbidding aan.   –De koningen van Tharsis en de eilanden zullen geschenken aanbieden –Plechtig, maar vlot, komen die koningen muzikaal aangestapt. Is het nu omdat wij ze graag met drie weten, dat we in de eerste notenbalk 8 drieledige notengroepen tellen van tristrofas en climacussen!? Die eerste zin moet feestelijk klinken met een hoogtepunt op “insulae” – van de eilanden - . Met een mooie arsis-
thesis  worden geschenken aangeboden:”munera offerent”.  – De koningen van Saba zullen giften aan brengen.-. 
Wat meer versiert dan die van Tharsis, worden de koningen van Arabum en Saba bezongen en de giften die zij aanbrengen, “dona adducent” blijken ze nog hoog op hun lastdieren te dragen bij het tweede en laatste muzikale hoogtepunt.
De derde zin heeft een heel ander karakter en dient wat rustiger, serener gezongen te worden.  Alle koningen van de aarde zullen Hem aanbidden, alle volkeren Hem dienen! - .Bemerk het mooi neer-
buigen bij “adoramus eium”, het onbevredigende slot op “terrae”(want de tekst gaat verder), en de drie volgende woorden die allen met de noten –la-do-re-do- beginnen.

Communio”Vidimus stellam”  – Wij hebben zijn ster gezien en zijn met geschenken gekomen om Hem te aanbidden – In dit gezang geeft de melodie ook goed de dubbele inhoud van de tekst weer.
Een eerste gedachte: het op stap gaan, de ster tegemoet en een tweede: aanbidding.
“Vidimus” wordt vlot, blij ingezet en bij “stellam eius” blikken we omhoog naar de ster!
Het begin van de tweede zin ”et venimus” hoort nog wat bij die eerste sfeer en wordt de hoge –do-
nog eens bereikt, maar de geschenken “muneribus” worden voorzichtig aangeboden, en trager, eerbiediger wordt met “adorate Dominum” besloten.