2e zondag door het jaar

De herders kwamen als eersten het Kind aanbidden, de koningen brachten geschenken aan en zijn vertrokken. Maar nog een paar weken gaat de aanbidding van het Kind door: vandaag gaat het om heel de aarde en volgende week komen de Engelscharen aan de beurt!

Introitus “Omnis terra”– Heel de aarde dient U te aanbidden, God,  U te loven op het psalter en een loflied te zingen voor uw naam, Allerhoogste! - De aanhef van de eerste zin: “Omnis terra adoret” met mooi op- en neergaande beweging, en lijk een wierookwalm naar “adoret”, opstijgend naar het hoogtepunt toe, dient a.h.w. met bewondering gezongen te worden!  Het vervolg ”te, Deus” is een nieuw arsis-thesismotief dat echter de tekst wat geweld aandoet: “te” behoort nog bij de eerste woorden, en het wordt hier als een nieuwe aanzet, een nieuwe arsis behandeld! De tweede zin “psalmum dicat nomine” neemt met praktisch dezelfde noten en hoogtepunt op “nomini” de sfeer van de eerste zin over, om met “Altissime” in een typische 4e moduswending te eindigen.

Graduale “Misit Dominus” -De Heer zond zijn woord en genas hen; en ontrukte hen aan de ondergang - Dit zangerige graduale begint laag, feitelijk in de 6e modus. De nazin beweegt tussen de basisnoten fa en do. De 2e zin stapt duidelijk over naar de 5e modus en “eios” krijgt een mooie melodie die de hoge fa weet te bereiken. De 3e zin is rond dominant do gebouwd. Ook hier krijgt het woord “eios” een mooie wentelende versiering.  “eorum”  sluit op een zangerige manier af. Wat tegen de gewoonte blijft het vers overwegend laag rond do zingen met uitzondering van de 2e zin, die “(misericordi)ae” boven do en eenmaal tot fa laat zingen. De slotzin wordt terug onder do gezongen. Eigenaardig is het beginwoord  “confiteantur”, met een voortdurend herhalen van de terts -do la-.

Alleluia “Laudate Deum Heeft het introitus de hele wereld tot dank en lof opgeroepen, in het Alleluia komen de Engelen aan de beurt. Deze melodie werd reeds een eerste maal gezongen op Gaudete-zondag en zal ook voorkomen op Hemelvaartszondag. Het heeft een zekere tweeledigheid: het woord “alleluia”, dat duidelijk in modus-1 staat, en een jubilus die overtuigend in modus 4 eindigt. Het vers, waarvoor de muziek oorspronkelijk niet geschreven werd, dient vreugdevol met alle begrip voor de tekst gezongen te worden.

Offertorium: “Iubilate Deo” is een monument, een concertstuk, het grootste gregoriaanse belcanto gezang. Het is één gejubel, in een soort uitgelaten sfeer, dat een grondige studie vraagt! Het vangt aan met de grote kwintsprong die we kennen van: “Gaudeamus” + “Rorate”. Let op bij “universa”, dat na de hoge tristropha van “(inu)ver(sa)” niet te hard op de laatste, dus zwakste lettergreep “sa” gezongen wordt!  Het tweede “Iubilate” is een fantastisch ritmisch opgebouwd gejubel. De eerste ademhaling dient vijf noten verder geplaatst te worden om de ritmische structuur te eerbiedigen. Dus na –rere-do-rere-. Pas daarna start het nieuwe motief: -do-re-fafa-sol-lala-, dat hoger en breder herhaald wordt! Het volgende vers: - Zing psalmen voor Zijn naam - kent een iets rustiger verloop, maar weerom iets uitbundiger vangt de slotzin aan: - Kom en hoor! Ik zal u vertellen! - Met het vervolg: “omnis qui timetis Deum” - gij, die God vreest, wat de Heer mij gedaan heeft! -wordt rustiger naar de lage tonica -re- afgedaald.

Communio  ”Dicit Dominus”  Het verhaal van de bruiloft te Kana wordt hier levendig als programma- muziek voorgesteld! Het lijkt een mysteriespel met drie typische personen: de verteller, die eerste en laatste, en ook de middenzin zingt op mediumhoogte; de tafelmeester, die laag en gebiedend de kruiken doet vullen en de bruidigom, die met hoge stem en het blije bimbambom-motief (do miredo) zijn vreugde uitzingt! Een juweeltje van gezongen beschrijvende muziek!